Zaterdagochtend. Ik zit bij Grøn op het terras. Kan net, met een dikke jas, een warme sjaal en een hete kop Earl Grey thee. Het is best druk op het plein en in de winkelstraten. Centrale plek is nog steeds de bloemenzee, vlak bij de kerk. Acht dranghekken vormen nu een halve cirkel er om heen, waar carnavalsdinsdagochtend nog drie dranghekken voldeden om die plek te markeren. Sindsdien moest er blijkbaar steeds een dranghek bij, om plaats te bieden aan de alsmaar groeiende cirkel van bloemen, tekeningen, kaarten en kaarsen. Aan sommige dranghekken hangen oranje sjaals, die wapperen in de wind.
Elke dag na die fatale maandagavond kwamen er bloemen bij. Ze liggen er nog allemaal. Zouden het er duizend zijn, vraag ik me af. Duizend bloemen. Minstens. En hoeveel lichtjes waren het in de glazen potten op de route van de stille tocht? Zou iemand van de duizenden wandelaars ze toen geteld hebben? Weet iemand van de organisatie hoeveel het er waren?
Ook tussen de bloemen zie ik lampjes staan. Rode waxinelichthouders steken prachtig af bij de kleurenpracht van het bloemenpalet. Ik zit er te ver van af om te zien of er daadwerkelijk kaarsjes branden. Waarschijnlijk wel.
Steeds stoppen er mensen. Ze staan letterlijk stil bij het gebeuren. Een moeder met twee peuters lijkt de woorden te zoeken om haar kroost uit te leggen waarom er zóveel bloemen op één plek liggen. Zij weet het. Zoals heel Horst het weet. Heel Horst en ver daarbuiten. Maar hoe geef je woorden aan iets waar geen woorden voor zijn. Ik zie dat ze haar best doet. De kinderen wijzen met hun handjes naar de vele kleuren die ze zien. Elke bloem vertelt een verhaal.
Dan zie ik John. Hij stopt er ook. Kijkt, stapt af en zet zijn fiets op de standaard. Hij stapt over de denkbeeldige grens van de andere halve cirkel, bukt zich en zet, voor zover ik het kan zien vanaf mijn plek, een plantje terug tussen alle andere bloemen. Daar laat hij het bij. Staat weer op, pakt zijn fiets, loopt er nog een paar passen mee, voorbij de bloemen, stapt op en rijdt weg, nog één keer omkijkend. Naar iemand anders die net aankomt? Of denkend aan iemand die nooit meer aan komt?
Het raakt me. Ik bestel nog een een kop thee en probeer te omschrijven waar ik zojuist getuige van was.
stil fietst hij naar de duizend bloemen stapt af en kijkt, vervuld van pijn besluit één plantje te verleggen waarom dat kan hij je niet zeggen ook niet waarom het zo moest zijn
nog even kijkt hij naar de kleuren zijn mond stelt, in een stil gebed, de vraag hoe het nu verder moet wat is er nog dat er toe doet… en toch… dat éne plantje teruggezet
Massa’s beukenblaadjes, gecombineerd met oranje rozenblaadjes. Rondom een in doeken gewikkelde overledene. Dat was het indrukwekkende beeld waarvan ik gisteren getuige mocht zijn. Het was tijdens de afscheidsdienst van Wim Dekkers. Zijn kleindochters, maar liefst zes in getal, hadden een dag eerder al meegeholpen om opa in doeken te wikkelen. En nu legden ze handenvol beukenblad, meegebracht uit de tuin van Wim, in een natuurlijke krans om hun overleden opa. Bijna om hem warm te houden, leek het wel, tijdens de laatste momenten die ze samen in zijn aanwezigheid hadden. Bea, Wim’s vrouw, strooide er de oranje rozenblaadjes overheen. Het herfstbruin en oranjeroze paste perfect bij de kleuren van de door Bea zelfgemaakte quilt die om Wim heen was geslagen. Het eerbiedwaardige en tegelijk ontspannen samenspel zorgde uiteindelijk voor een prachtig plaatje. De camera’s van de mobieltjes van de meiden maakten even overuren, voordat de dienst daadwerkelijk ging beginnen.
Het was een dienst die ik mocht begeleiden. Samen met Bea, Marwin en Eugènie had het levensverhaal gestalte gekregen, in de dagen voorafgaand aan de dienst. Mooie herinneringen aan Wim, bewaard in woorden, lieten een beeld zien van een man die in zijn leven op allerlei manieren veel had betekend voor zijn vrouw, zijn kinderen en kleinkinderen, maar ook voor zijn familie en voor de mensen waarmee hij een band had opgebouwd. De herinneringen inspireerden me om in een gedicht te proberen de essentie te vangen van wat met zoveel liefde verteld werd.
Ter afsluiting van de dienst heb ik dat gedicht mogen voorlezen. En met toestemming van de familie wil ik het hier ook graag delen en bewaren.
je lag erbij alsof je sliep en om je heen je boeken en nog straalde je kennis uit toen ik je kwam bezoeken
in boeken zaten geeltjes je las die tegelijk daar haalde jij je kennis uit werd theorie praktijk
jouw drijfveer in je leven dat was voortdurend leren om ook de kleinste letters met kennis te pareren
tot aan je laatste ademzucht bleef jij die kennis delen en liet je zelfs corona niet je eigenwaarde stelen
nieuwsgierig naar het leven toch naar het onbekende waar kennis ophoudt en jij zelf je naar een engel wendde…
wat blijft is de herinnering aan wie je voor ons was als kennis samen gaat met liefde dan snap je ware kennis pas
Voor Bea, Marwin en Anke, Eugènie en Rutger, de kleinkinderen Sterre, Noor, Lieve, Fleur, Jotta en Ulrike. En voor iedereen die Wim gekend heeft.
jouw handen maakten mooie dingen gestoeld op kennis en knowhow al wat van hout was liet jij zingen en vaak was jij voor ons in touw
het gaat goed hoor, zei je steeds maar weer zelfs op de dag van koorts en kou het gaat goed hoor, zei je keer op keer toch bleef ik toen maar dicht bij jou
ik wilde voor je zorgen omdat ik van je hou en het leek elke morgen dat je weer beter worden zou toch moest je ons verlaten en missen we je nou niet meer met jou te praten dat dompelt ons in rouw
maar toch.. het is jouw liefde voor hout waar ik op bouw want hout zorgt voor verbinding geeft warmte aan de kou toen jij moest gaan in stilte trok zij zacht aan je mouw? precies wat jij steeds wilde weer samen man en vrouw…
jouw handen maken dingen maar nu van lucht en blauw je kijkt naar haar, je kijkt naar ons, en zegt ‘ik blijf bij jou…