Voor Diny…

‘Gelukkig heeft ze geen pijn’… ‘Maar geen adem krijgen is nog erger’… Die eerste constatering was afkomstig van Jac. De reactie daarop was van de huisarts. In een keer besefte Jac de volle ernst van de ziekte van zijn vrouw Diny. En kon hij zich, hoe moeilijk hij het ook vond, neerleggen bij haar besluit dat ze het moment van definitief afscheid zelf wilde bepalen.

Jac belde me of ik iets kon betekenen bij dat op handen zijnde afscheid. Dat stond een week later gepland, in overleg met de huisarts. Diny wilde dat afscheid graag zelf nog wel mee vormgeven, vertelde Jac. Dus maakten we voor de volgende dag een afspraak. Hun twee dochters Petra en Mieke zouden er dan ook bij zijn.

Diny zat rustig op de bank. Dat verraste me. Ik had een doodzieke vrouw verwacht in haar laatste dagen. Maar ze zat rechtop, volgens mij gewoon aan de koffie. Ze kreeg wel extra zuurstof via een doorzichtig slangetje bij haar neus. Dat was vijf jaar geleden noodzakelijk geworden vanwege steeds erger wordende COPD. Wat me opviel was de rust waarmee ze sprak. Maar het was vooral Jac die vertelde hoe een en ander in de tijd was gelopen. Zo nu en en dan vulden Diny of de dochters zijn verhaal aan of gaven een extra toelichting.

Opvallend en hartverwarmend vond ik de genegenheid en de liefde die tussen hen zichtbaar en voelbaar was. Regelmatig werd er een hand op de knie van de ander gelegd of een arm om de schouder geslagen. Ook de blikken naar elkaar spraken boekdelen.

Ik trof Diny op een goed moment, werd me verteld. Net na een middagdut had ze voldoende energie om zich te mengen in het gesprek. Maar ik hoorde dat de nachten heel anders verliepen. Een van de dochters vertelde dat wanneer Diny ‘s nachts in een hoestbui terechtkwam, Jac elke keer probeerde om haar zoveel mogelijk te ondersteunen. En dat gebeurde elke nacht meerdere malen.

Jac reageerde er ietwat ontwijkend op, maar het was duidelijk hoeveel hij met zijn vrouw begaan was. En nu zat hij naast Diny op de bank om haar afscheid door te spreken. Met de dochters. Met mij. En af en toe kwam kleindochter Tess opa of oma ook nog even knuffelen. De afscheidsdatum kwam elke dag wat dichterbij. We maakten de afspraak dat ik snel weer langs zou komen om hun verhaal te vertalen in een levensloop.

Dat tweede gesprek verliep eveneens in een ontspannen en liefdevolle sfeer. Opnieuw de kalmte die er van Diny uitging, maar ook de emotie die er zo nu en dan was, als de herinneringen wat tranen opriepen. Deze keer maakte ik aantekeningen en heb ik daarna thuis haar levensverhaal kunnen schrijven.

Dat, maar ook het aanwezig mogen zijn en getuige te zijn van wat er echt toe doet op zulke momenten, dat ervaar ik steeds als heel speciaal. Ik had in het eerste gesprek aangegeven dat ik een afscheidsbijeenkomst altijd probeerde af te sluiten met een zelfgemaakt gedicht, waarin ik het gevoel en de emoties van de ontmoetingen wilde vangen. Onder de indruk van de eerste kennismaking had ik thuis dat gedicht geschreven. Ik had Diny beloofd dat ik het nog aan haar zou laten horen. Bij de tweede ontmoeting heb ik het de familie voorgelezen. En juist bij die woorden brak Diny. Net als ik..

En toch, op een manier die ik moeilijk kan verklaren, voelde het allemaal op z’n plaats. Omdat het niet anders leek te kunnen en het zo moest zijn. We spraken nog over van alles en over niets. Na afloop heb ik Diny een hand gegeven, ter afscheid. Haar glimlach zie ik nog voor me.

Jac uitte zijn dankbaarheid door aan zijn dochter te vragen om iets voor me te pakken. Maar toen die zei, dat hij dat gewoon zelf moest doen, legde Jac uit dat hij voor Diny altijd koude schotel maakte. Dat vond ze het lekkerst. En daar maakte hij dan altijd veel te veel van, vertelde hij, dus ik moest maar een bakje meenemen. Zijn dochter kwam al aanlopen met een bakje. Ik heb er thuis heerlijk van genoten.

In de dagen die volgden zocht Diny, samen met Jac en de dochters de foto’s uit die bij haar afscheidsdienst getoond moesten worden. Ik heb daar toen de door haar gewenste muziek onder gezet. Langzaamaan waren alle voorbereidingen getroffen…

De dag dat Diny definitief afscheid nam, heb ik een aantal keren aan hen moeten denken. Hoe zou het met hen gaan? Überhaupt, hoe verloopt zo’n dag wanneer het zover is. Ik schreef die middag nog een kort gedicht dat ik hen stuurde als troost.

als de keuze is gemaakt
om niet meer
door te gaan met leven
als alle snaren
zijn geraakt
de laatste kussen
zijn gegeven

dan is er
dat kort moment
dat ik je naam
nog één keer zeg
waarna je niet meer
bij me bent

van zo dichtbij
naar heel ver weg
en ook al
lijkt het dan voorbij
toch ben je
voortaan
dicht bij mij

Een dag later sprak ik Jac, Petra en Mieke weer. Het afscheid, vertelden ze, was mooi, emotioneel en vooral heel indrukwekkend geweest. Ze hadden een zonnige ochtend samen gehad, met een drankje en sinds heel lang toch een sigaretje voor Diny. Die middag gaf Diny zelf aan dat het haar tijd was. Samen met Tess en Diny’s schoonzonen Sander en Joost omarmden ze Diny op het moment van het definitieve afscheid. En tegelijk met het moment dat in alle rust het leven uit haar week, voelden ze allemaal een lichtheid over zich heen komen. Een lichtheid, die de rest van de dag bij hen was gebleven, en waarvan ze hoopten dat ze die zouden blijven voelen. Maar een dag later was er toch ook de emotie van het verlies. We bespraken samen de verdere details van de afscheidsbijeenkomst.

Die kon maar  op een plek worden gehouden. Het Boscafé in de Kasteelse Bossen. Ooit eigendom van Jac en mede geëxploiteerd door zijn dochter. Diny was er jarenlang de stille kracht achter de schermen. Duizenden appeltaarten had ze gebakken. En ook de arretjescake was haar specialiteit. Het ging heel lang goed, totdat de COPD haar gezondheid steeds meer ondermijnde. Jac en Diny besloten de tijd die hen nog gegeven was aan elkaar en aan de kinderen en kleinkinderen te besteden. Het Boscafé werd overgenomen door Sven en Wouter. Diny heeft nog vaak een kop koffie met hen gedronken, en ook de rest van het gezin, heeft er nog heel vaak culinair genoten. Het speciale gevoel bij het Boscafé is altijd gebleven.

Het was dan ook de wens van Diny dat Sven en Wouter zouden helpen om haar in haar kist van het bospad naar het terras te dragen. Die kist had Jac, ook op verzoek van Diny, eigenhandig gemaakt. De kleinkinderen hadden er daarna mooie tekeningen op gemaakt. Hier en daar waren er dankbare woorden van afscheid op te lezen.

Het regende en het waaide die ochtend. De laatste dagen van Diny, samen met haar familie, was het schitterend weer geweest. Maar de ochtend van haar afscheidsdienst waren er buien en stond er een harde wind. Net voordat de dienst zou beginnen, bijna klokslag half elf, sloeg het weer om. De zon begon zelfs te schijnen.

Het werd een afscheidsdienst waar opnieuw de liefde duidelijk te voelen was. Het grote aantal gasten, waaronder zelfs vrienden uit Spanje en Kroatië, waren onder de indruk. Alles klopte, alsof Diny ook dit moment nog zelf geregisseerd had. Alle kleinkinderen ondersteunden kleinzoon Marijn, die het gedicht voorlas dat ik als troost op die bewuste vrijdag naar Petra geappt had.

Ook oudste kleinkind Tess las een verhaal voor. Tess die in het voorgesprek met Diny ‘zuster Tess’ werd genoemd, omdat ze oma heel veel ochtenden vóór schooltijd had bezocht om haar te helpen. Beide dochters spraken vol liefde over hun moeder. En tussendoor was er muziek die Diny mooi vond en foto’s uit haar leven. Het was een afscheid zoals Diny het zich had voorgesteld. Daar moest ze wel anderhalf uur zonneschijn voor regelen, maar dat deed ze dan ook overtuigend.  Eigenlijk zoals ze dat bij leven ook met haar appeltaarten deed: achter de (dit keer wolken)schermen maar met evenveel succes. Nee, met méér succes. Appeltaarten konden wel eens opraken. Maar Diny liet die ochtend zien dat ze er voortaan altijd zou zijn…

Hieronder het gedicht dat ik op het einde van de afscheidsbijeenkomst heb voorgedragen.

Diny,

vijftig jaar samen
de wereld verkend
en steeds op elkaar kunnen leunen

aan alle ideeën
opnieuw steeds gewend
jij deed méér dan alleen ondersteunen

besluiten en stappen
steeds samen genomen
genoten van alles dat kwam

maar dat ene besluit
dat was niet te voorkomen
zodat jij dat uiteindelijk ook nam

met de kracht van de eenvoud
en met liefde en troost
heb je iedere traan weggekust

en zolang dat het kon
elkaar geliefkoost
en toen ben je gegaan, zelfbewust

als er leven is daar
ja, dan zien we ons weer
en dat is het wachten wel waard

dan zijn we opnieuw dicht bij elkaar
en genieten we zeker een keer
van een hemelse appeltjestaart… 

Geluid van stilte…

Een afscheidsdienst in zijn ‘eigen’ Mèrthal. Henk Derks had het vóór zijn overlijden met zijn collega’s van de Mèrthal-bouwcommissie afgesproken. En ze hadden er werk van gemaakt, zijn collega’s. Een sfeervolle aankleding, waarvan zijn zoon Rogé een dag eerder de foto al zag, die ze hem geappt hadden. Die foto ontlokte Rogé de opmerking: ‘Het lijkt wel the Night of the Proms!

Ook daar was de Mèrthal ooit voor ingericht en de kans is groot dat Henk daar toen ook een rol in de voorbereiding heeft gehad. Henk was namelijk bij heel veel activiteiten betrokken. En niet alleen in de Mèrthal. Van zijn handigheid en technisch inzicht werd heel veel gebruik gemaakt. Henk vond het fijn om iets in die zin te kunnen bijdragen.

Het was druk. Het grote aantal stoelen bleek bij lange na niet genoeg voor het grote aantal aanwezigen. Alles was bezet en rijendik stonden ze rondom statafels om Henk de laatste eer te bewijzen. Op de trompetmuziek van ‘Il Silenzio’ begeleidde de familie Henk naar binnen. Hij kreeg een plek op het podium. Op een klein tafeltje stond zijn eigen trompet en iets verder weg zijn Puch-brommer. Links en rechts van het podium hingen twee grote schermen waar zijn foto op geprojecteerd was. Een mooie foto die zijn broer Jos nog niet zo lang geleden gemaakt had.

Op het tafeltje met zijn trompet stonden zes kaarsjes te wachten om door zijn kleinkinderen te worden aangemaakt. In leeftijd variërend van 4 tot 12. Ze vonden het best spannend, de een wat meer dan de ander, maar toen ik hen daarvoor vroeg, stonden ze er, alle zes. Met een aanmaakkaars liepen ze één voor één naar het tafeltje en ontstaken hun kaars. Voor opa. Je zag de concentratie op hun gezichten. Ik denk dat het applaus dat ik voor ze vroeg toen alle kaarsjes branden een ontlading voor hen was, maar ook wel extra indruk op hen heeft gemaakt. 

Daarna zagen ze foto’s van zichzelf voorbij komen, groot op de twee schermen, samen met opa. Het wakkerde hun emoties nog wat meer aan. Maar bij andere foto’s zag ik gelukkig toch ook zo nu en dan een lach op hun gezichtjes. De muziek onder die eerste fotoserie had Henk zelf nog mee uitgezocht. Met in gedachten zijn ziekteperiode vond hij Rollercoaster van Danny Vera wel een toepasselijk nummer.

Vlak voor aanvang van de dienst viel een van de twee beamers zo nu en dan even uit. Maar bijna meteen daarna kwam het beeld ook weer terug. Een onverklaarbaar technisch mankementje. Op een moment vlak voor aanvang dat het ook niet meer te verhelpen was. Je hoopt er dan het beste van. Maar ook tijdens de eerste fotoserie gebeurde het een paar keer.  Mijn ervaring is dat je onverwachte dingen het beste maar gewoon kunt benoemen. En misschien moest het ook wel zo zijn. Het was een mooie gedachte dat juist het telkens snel weer verschijnen van het beeld weleens aan Henk te danken zou kunnen zijn geweest..

De vrouw van Henk, Marianne, en hun twee zonen Rogé en Glenn, hadden alledrie hun herinneringen op papier gezet. Die verhalen had Henk, dagen vóór zijn overlijden, al gehoord en goed bevonden. Ook over de muziek waren ze het samen snel eens geworden. ‘The show must go on’ van Queen was een hele toepasselijke titel. En het ‘Roet zien de Roeze’ van TaaiTaai bleek op de mobiel van Marianne een gereserveerde ringtune, die alleen klonk  als Henk haar belde. Het vierde nummer waarop foto’s werden getoond heette ‘Het geluid van stilte’. Met een eigen nederlandstalige tekst bezong BenR precies de emoties van dat moment, op de muziek van ‘The sound of Silence’. In het plotselinge stille einde van het lied kwam het zachtjes snikken van de kleinkinderen nog intenser binnen…

Opa zal gemist worden. Vader zal gemist worden. Marianne zal hem gaan missen. Zijn broers en zussen zullen hem gaan missen. En heel veel organisaties en verenigingen zullen hem gaan missen. En toch… ‘the show must go on’… ondanks het geluid van de stilte. Ik denk dat Henk het ‘dóórgaan’ zijn jongens en zijn vrouw ook wel heeft meegegeven. Juist door de manier waarop hij in het leven stond. Rogé en Glenn herhaalden volgens mij allebei in hun verhalen de levensles die hun vader hen leerde: ‘Wat je voor een ander doet, komt ook weer bij je terug’. En die andere twee levenslessen mochten er ook zijn: Geen politie op de stoep en nooit vóór 02.00 uur thuiskomen, want dan maak je niks mee.

Henk is door zijn gezin na de dienst begeleid naar het informele samenzijn in ‘zijn’ Mèrthal. Zijn kleinkinderen liepen heel zorgvuldig met hun brandende kaarsjes achter opa aan. De kaarsjes kregen een plek op de kist van opa, tussen hun eigen met verf gekleurde handen die ze al eerder op de kist hadden gemaakt. De kaarsjes mochten ze houden, vertelde een medewerker van Han-Mark Arendse Uitvaartzorg me. Toen ik hen dat vertelde, terwijl ze lekker van hun broodjes genoten, waren de tranen al wat opgedroogd. De kaarsjes zullen thuis ook nog wel een keer aangaan. En dan zal er nog wel eens een traantje vloeien. Dat mag. Hoe graag je het soms ook anders zou willen, ‘the show must go on’… ondanks de stilte..

Heel veel sterkte voor iedereen die Henk gaat missen.

Met toestemming van Marianne, Rogé en Glenn, deel ik dit verhaal en hieronder het gedicht dat ik voor hen maakte en gistermiddag tijdens het afscheid heb voorgelezen.

Henk,

vol inzet, steeds gedreve
actief mit hiël veul zake 
daat ziede aalt gebleve
bijna aalles kösste make

gaer haadde oow zelf gerepareerd 
dao hedde ok hiël veul vur gedaon
ma toen ge aalles haat geprobeerd 
voongde ut tiëd um heer te gaon

vergaete, Henk, doon weej oow ni
aalle herinneringe blieve werm
hedde trouwes Tonny trug gezi?
en haaj zeej Rieny ôp dun erm?

dur ziën, vur andere en vur ôs
waat geej ôs aalt het veurgedaon
dao is ut in ‘t laeve um begôs
en zoë zulle weej ok verder gaon

Gedachtenisprentje…

Ger Peeters

Ik sprak Gertie en Ger op dinsdagochtend 11 maart. Op hun verzoek hadden we afgesproken om het over het afscheid van Ger te hebben. De voortschrijdende aftakeling door de ziekte Parkinson had een stadium bereikt waar Ger voor zichzelf de grens had gelegd. De grens van een menswaardig afscheid. Of, zoals Gertie die ochtend namens Ger vertelde: Afscheid nemen op een punt dat de kleinkinderen zich opa nog kunnen herinneren als een man waarmee ze samen spelletjes deden aan tafel. Ger was daar sinds de diagnose en de prognose vanaf het begin altijd heel stellig in geweest. ‘Ik ga niet áán Parkinson overlijden, maar mét Parkinson’.

Ik kwam Ger het laatste jaar zo nu en dan tegen, als hij zijn rondje maakte door het centrum van Horst. Bij elke nieuwe ontmoeting zag je het afbrekende effect dat Parkinson op hem had. Waar het aan het begin een nauwelijks opvallende vertraging was, veranderde dat in de loop van een jaar naar een complete afhankelijkheid van een rollator en desondanks toch nog vaak vallen. En toen op het laatst het lezen van boeken en het maken van de puzzels uit de krant niet meer mogelijk bleek door de aantasting van de oogspieren, was voor Ger de maat vol.

Samen met Gertie en hun twee zoons Patrick en Paul had Ger dat scenario al voor zichzelf uitgetekend. Op 18 maart moest het gaan gebeuren. Niet op 17 maart want dan was de nationale feestdag in Ierland, St. Patricksday. Dat wilde Ger zijn Ierse schoondochter Ruth niet aandoen. Dinsdag 18 maart moest het worden. Die dag was ook met de huisarts vastgelegd. Het weekend daaraan voorafgaand werd nog helemaal volgepland met bezoeken van familie en vrienden. Sommigen wisten hoe de vlag erbij hing, anderen schrokken van Ger’s keuze om de regie op relatief korte termijn in eigen hand te nemen.

Het vergt moed om überhaupt die keuze te maken, laat staan om dan de volgende definitieve stap met zoveel zelfbewustheid en berusting te zetten. Ger was er duidelijk in. En standvastig. Op 18 maart, om 14.39 ontving ik van Gertie een appje, waarin ze meldde dat  Ger was overleden. Een dag later vertelde Gertie me dat Ger, vóór het definitieve afscheid, nog een laatste keer met het gezin een spelletje wilde doen. Zo geschiedde en deze keer won Ger niet. 

Een dag later zat ik met Gertie, Patrick en Paul en hun partners Loes en Ruth, aan tafel om de afscheidsbijeenkomst met hen vorm te geven. Dela Uitvaartzorg was al in een vroeg stadium benaderd en de nodige afspraken en voorbereidingen waren al getroffen. De dienst stond gepland op zaterdag 22 maart. Ger had zelf de muziek uitgezocht die er bij zijn afscheid mocht klinken. Foto’s uit zijn leven kreeg ik diezelfde dag nog en wat me opviel toen ik daar compilaties van maakte op Ger z’n muziek, was de trots in zijn ogen bij opnamen waarbij ook zijn familie in beeld was.

Op de rouwkaart stond een mooie volzin: ‘Je hoeft niet zo sterk te zijn om iets vast te houden, maar je moet heel sterk zijn om iets los te laten’. Gevolgd door drie woorden: ‘In liefde losgelaten’. Slechts drie woorden, die eigenlijk alles zeggen. Je zou in eerste instantie denken dat het de woorden van Gertie, Patrick en Paul zijn. Maar evengoed zouden het de woorden van Ger kunnen zijn. Hoe sterk moest hij zijn? Of zit de kracht vooral in het samenspel? Zelfs vlak voor een afscheid?

De aula van Crematorium Boschhuizen in Venray bleek op dag van het afscheid te klein om het grote aantal aanwezigen te herbergen. Een deel vond noodgedwongen een plek in de ontvangstruimte en een aantal families in het buitenland keek via de livestream mee. Het was al snel duidelijk dat het van te voren ingeschatte aantal gedachtenisprentjes niet voldoende zou zijn. Dat bleek dus ook op het eind. Ger zou zelf die situatie waarschijnlijk hebben afgedaan met de opmerking ‘het is niet anders’. 

Het In Memoriam dat Gertie had geschreven en de herinneringen die Patrick en Paul tijdens de dienst deelden,  maakten indruk. Temeer omdat Ger zelf die verhalen zondag daarvoor al had gehoord. Net als de verhalen van de buren Ben en Annie en hele goede vrienden Frank en Marlie. Ik had op die zondag ook het gedicht klaar, waarmee ik als ritueelbegeleider normaal gesproken een afscheidsbijeenkomst besluit. Ook dat heeft Ger zelf nog gehoord, toen Gertie het aan hem voorlas.

Zoals gezegd, niet iedereen kon na het persoonlijke afscheid worden voorzien van een gedachtenisprentje. Ondanks mijn verzoek vooraf of men per stel met één prentje genoegen wilde nemen. Om die reden hieronder het prentje digitaal. En op verzoek van Gertie plaats ik daarna ook het gedicht dat ik speciaal voor Ger, en voor iedereen die Ger kende, heb geschreven.

Ger,

regelmaat en ritme
bepaalden steeds jouw leven
en dat is tot het allerlaatst
steeds het geval gebleven

je ziekte streepte dingen door
en telkens leverde je wat in
maar altijd ging jij er weer voor
elk einde werd een nieuw begin

met regelmaat en ritme 
bleef jij op beter hopen
je bleef zolang het ging
gewoon je rondes lopen

maar jij bepaalde zelf je grens
je leven lang al zelfbewust
je afscheid was je eigen wens
bij ritme en regelmaat past rust

wie je liefhad stond je bij
meer was er niet te zeggen
je liet jezelf, maar hen ook vrij
door je grens zelf te verleggen

het leven zonder jou gaat door
maar als het even niet meer gaat
dan kies ik in gedachten voor
jouw ritme en jouw regelmaat


GvdM | 160325

De ontmoeting…

Mijn ingeving om deze column te beginnen met de titel ‘Het afscheid van Jens’, kon ik eigenlijk meteen onderdrukken. Natuurlijk namen we afscheid van Jens op donderdag 9 januari 2025. Maar het was veel meer dan dat en het begon al dagen eerder bij de eerste ontmoeting met zijn familie. 

Jens was pas zeventien jaar. Zijn rouwkaart begon met prachtige volzinnen: Je ogen, je lach, je licht voor anderen, de schaduw in jou die niemand zag. Alles is anders zonder jou.

Ik kreeg de concept-rouwkaart al een kleine week eerder van Gerry Schers, die namens uitvaartverzorging Yvonne Vos de familie vanaf dag één begeleidde. De foto op de rouwkaart liet een sterke jongeman zien, bijna te groot voor het voertuig waar hij op reed. Hij keek lachend de camera in. Op de kaart was ook nog een voetbalactiefoto van Jens te zien. Opperste concentratie en gefocust op de bal. Twee foto’s. Een eerste kennismaking met Jens. 

Er stonden meer dan tien auto’s bij hun huis toen ik er mijn auto op de afgesproken tijd parkeerde. Er kwamen wat mensen naar buiten die de deur voor me open hielden. Binnen zag ik mensen in een kamer bij een gesloten blankhouten kist staan. Over de kist waren sjaals gedrapeerd van PSV en Borussia Mönchengladbach. Hier en daar was er wat op de kist geschreven. Rondom de kist was men vooral stil. Het voelde koud op de kamer. Het verdriet was er zichtbaar en voelbaar. De moeder van Jens kwam naar me toe. Doffe pijn zag ik in haar ogen. 

Ze wist dat ik zou komen, zei ze, terwijl ik haar wat onbeholpen condoleerde.. Wat zeg je tegen een moeder die haar zoon een dag eerder in een gesloten kist thuis gebracht zag worden… Samen liepen we de keuken in. Ook daar veel mensen. Sommigen stonden op het punt van vertrekken. Jens z’n vader was bij hen. Ook hem kon ik condoleren. En Gerry Schers was er nog. In haar ogen zag ik de emotie en tegelijk voelde ik dat uit haar handelen een kordaatheid sprak die nodig was in deze situatie. Al twee dagen was zij de familie tot steun en ook een dag later zou ze er weer zijn. Met die belofte ging ze naar huis.

Aan de keukentafel zat een zus van vader aan een laptop. In de huiskamer waren anderen bezig om het adressenbestand voor de rouwkaarten op orde te brengen. Een andere zus van vader leek die acties te coördineren. Uiteindelijk zaten we met z’n allen aan de keukentafel. De vader en moeder van Jens, de zus van Jens met haar vriend, de oma van Jens en de twee zussen van vader. Op de tafel stond een grote foto van Jens in een lijst. Nu moest ik wat gaan zeggen. Gaan uitleggen wat ik mogelijk zou kunnen betekenen. Maar het enige dat ik kon uitbrengen, was dat ik nog nooit in zo’n situatie had gezeten. Overrompeld door het verdriet dat ik bij iedereen zag en voelde. Mijn tranen vloeiden ook.

Achteraf denk ik dat juist die constatering van machteloosheid en dat onpeilbaar diepe verdriet, precies datgene was wat iedereen aan tafel voelde. Níémand had ooit in die situatie gezeten en toch zaten we daarvoor nu bij elkaar. Langzaamaan kwam het gesprek op gang. Woorden werden afgewisseld met tranen. De pijnlijke werkelijkheid van zijn niet te vatten afscheid werd met liefde omgeven. Het diepe verdriet soms afgewisseld met een mooie herinnering. Zo vreemd dat wat een paar dagen eerder nog een gezamenlijke ervaring was met Jens, nu ineens een herinnering genoemd moest worden. Niet te bevatten. Onwaarschijnlijk waar..

Alles wat werd verteld, werd door een zus van vader meegetikt op de laptop. Er bleken al een aantal afspraken te zijn gemaakt en zij wist precies in hoeverre die van invloed zouden kunnen zijn op de verdere invulling van de afscheidsbijeenkomst . Haar doelmatigheid leek soms haaks te staan op de emoties en toch voelde dat niet zo. Integendeel. Ik zou het, terugdenkend aan toen, gestold digitaal verdriet willen noemen. Nodig om grip te krijgen op een situatie die eigenlijk niet te begrijpen was. We spraken af dat zij degene zou zijn waarmee ik contact zou onderhouden over teksten en de verdere invulling van de afscheidsbijeenkomst. We besloten dat ik een dag later terug zou komen. Er was gewoonweg te veel emotie om in één gesprek te kunnen passen…

Een dag later opnieuw veel auto’s. En weer veel mensen, maar nu met een duidelijke taak, leek het. Binnen zaten een tiental vrienden van Jens. Ook bij hen verslagenheid. Tegelijk bleek er een grote eensgezindheid toen hen werd gevraagd of ze hun vriend zouden willen begeleiden op de dag van het afscheid. Ik heb hen kort gesproken over de muziek waar Jens naar luisterde. Een van hen stond desgevraagd meteen op om mijn visitekaartje in ontvangst te nemen. Hij zou me de titels mailen. Toen ze vertrokken, wensten zij een voor een met een knuffel de vader en moeder van Jens en zijn zus sterkte. Een vriend verliezen en er dan zó voor het gezin en voor elkaar kunnen zijn. Vanuit onmacht en onbegrip er toch wíllen zijn. Het was een indrukwekkend gezicht.

Het gezin wilde persé thuis afscheid nemen van Jens en daarvoor moest een grote loods worden ingericht op een manier die recht zou doen aan het laatste eerbetoon dat het gezin Jens wilde geven. Dat moest perfect zijn, ook omdat Jens een perfectionist was. Het moest een afscheid worden -hoe pijnlijk ook- waar Jens zélf trots op zou zijn, vertelde zijn vader me, met tranen in de ogen. Duidelijk werd dat zowel Jens z’n vader en moeder, zijn zus en ook zijn oma tijdens het afscheid over Jens wilden vertellen. Ook een neef van Jens en diens moeder kwamen aan het woord. Vanuit zijn vriendengroep was er behoefte om iets te zeggen. Net als bij SV Ysselsteyn, de voetbalclub waar Jens fanatiek lid van was. En de mentor van Jens wilde namens het Willibrordcollege graag spreken. 

Jens had een afscheidsbrief achtergelaten. Tijdens het tweede gesprek met de familie heb ik die op hun verzoek hardop voorgelezen, omdat nog niet iedereen aan tafel de brief gezien had. De papieren woorden van Jens zaten vol liefde. Maar ze leken de pijn nog meer te onderstrepen. Weer waren er tranen die we deelden.  Maar ondanks of misschien wel dankzij de tranen, kreeg de invulling van de afscheidsbijeenkomst steeds meer vorm. Er werden foto’s bij elkaar gezocht en de zus van Jens verzamelde korte filmfragmenten. Ik kon aan de slag. Met de muziek van de vrienden ontstond zo een viertal fotoseries en één filmcompilatie. Een dag later kon ik die aan de familie laten zien. Huilen en lachen wisselden elkaar weer af. Maar vooral was men dankbaar voor het resultaat en heel blij dat ze alles vóór de afscheidsbijeenkomst al hadden kunnen zien. 

Er gebeurde in een paar dagen ontzettend veel ter voorbereiding van een onvoorstelbaar mooi afscheid. Toch voelde al die inzet ook soms wat dubbel. Juist omdat het ontzettende en onvoorstelbare gebeurd was. Hoe fijn zou het zijn, vroegen zijn ouders en zijn zus zich herhaaldelijk af,  als al die maatregelen voor het afscheid niet nodig zouden zijn… en dan tegelijk het besef dat je het zo mooi mogelijk wil laten zijn. Voor Jens.

Het werd die donderdag van het afscheid heel erg druk. Het grote aantal stoelen en zitplaatsen aan statafels bleek bij lange na niet genoeg. De mensen die stonden, zagen als eerste hoe de vrienden Jens naar binnen begeleidden. Dat gebeurde op snoeiharde muziek van de Red Hot Chili Peppers. ‘Can’t stop’ was de veelzeggende titel. Veelzeggend, omdat Jens die muziek ooit had aangeraden aan zijn zus die voor een paardenwedstrijd (concours?) een stevig entreenummer zocht. ‘Dat is pas een goeie binnenkomer’, had Jens gezegd. En een stevige binnenkomer was het. 

Na het welkom aan alle aanwezigen, volgden er indrukwekkende woorden van mensen die heel dicht bij Jens stonden. Zijn oma, zijn zus, zijn ouders. Zijn neef en zijn tante, zijn mentor van het Willebrordcollege en zijn begeleider van de voetbalclub. Zijn vrienden. Iedereen belichtte een ander aspect uit het leven van Jens. Tussendoor waren de foto’s te zien die de woorden bevestigden. Op het eind namen alle aanwezigen persoonlijk afscheid van Jens. Een indrukwekkend lange stoet, die maar niet leek te stoppen.

Uiteindelijk bleven alle genodigden over, om op een informele manier Jens nog extra te gedenken. Midden in de loods kreeg Jens een plekje. De catering zorgde dat niemand iets te kort kwam. Op enig moment zou er een toost op Jens worden aangekondigd en tot die tijd werden er nog veel herinneringen opgehaald. Op het moment van de toost, viel de stroom uit. Bijna niemand merkte dat op, ware het niet dat de microfoon die ik vast had om de toost in te leiden, het ook niet meer deed. Maar misschien was dat juist wel mooier. Een streek van Jens op het goede moment? Hoe dan ook, we hebben op hem getoost, al had niet iedereen door de drukte op dat moment een drankje. Zijn vrienden wel, zag ik vanuit mijn ooghoeken. Goed volgetapte glazen bier. Jens zou er trots op zijn geweest.

En toch.. Het definitieve afscheid van Jens kwam steeds dichterbij. Alle aanwezigen vormden buiten op straat een erehaag. Opnieuw onder begeleiding van zijn vrienden verliet Jens in de rouwauto het huis waar hij zeventien jaar en nog wat maanden gewoond en geleefd had. Zijn ouders en zijn zus liepen achter hem aan. Zijn vader had het paard Cayenne aan de teugel. Dezelfde trots en waardigheid, als die ik op de eerste twee foto’s op de rouwkaart had gezien, zag ik symbolisch terug in Cayenne. Op het einde van de straat gaf zijn vader Cayenne over aan een goede vriend, die met Cayenne door de wei terugliep naar de stal. Jens en de familie reden door naar het crematorium. Maar met Cayenne bleef er ook een belangrijk deel van Jens thuis. Trots, sterk en waardig, net als Jens. Met schaduwen die op het eind niemand zag, waarschijnlijk omdat hij zelf niet wilde dat iemand die zag…

Het gedicht hieronder heb ik voor de familie gemaakt. Ik heb het voorgelezen op het einde van de afscheidsdienst. De laatste regels met trillende stem. De ontmoeting met Jens en zijn familie was ook een ontmoeting met mezelf en mijn emoties. Ik voelde me verbonden. Door Jens. Hij was een verbinder. Verbonden met iedereen, maar niet met zijn schaduwen. De schaduwen die niemand zag…

Jens,

al pak je miljoen ballen
die laatste bal
die leven heet
die moest je laten vallen

niet aan zien komen
onvoorstelbaar hard
ongehoord en niet gezien

die laatste bal
die levens tart
onhoudbaar zelfs misschien?

omdat, wát jij ook wilde
je steeds niet pakken kon?

de wereld die verstilde
toen jij je reis begon…

Luc…

Met drie collega’s begon hij aan de Volta Limburg Classic toertocht van 120 km in Zuid-Limburg. Een uur en 26 minuten later viel hij van z’n racefiets. Bijna meteen was er een arts bij hem, maar reanimatie mocht niet meer baten. De app die de tocht registreerde, stond stil bij 30,68 kilometer.

Hij stond nog midden in het leven. Had een eigen bedrijf, dat goed liep. Getrouwd met Cécile, twee dochters, Kim en Lisa. Een maand geleden was hij 53 jaar geworden. Op zondag 2 april jongsleden plotseling overleden, tijdens de uitvoering van zijn geliefde wielerhobby. Zomaar. Ineens. Zaterdag 8 april mocht ik zijn afscheidsdienst begeleiden. Het was een indrukwekkend samenzijn.

Cécile, Lisa en Kim, Luc’s zus en zijn vader sprak ik vier dagen eerder, op dinsdagmiddag 4 april. Luc was erbij. Hij was de avond daarvoor van het ziekenhuis in Maastricht naar huis gebracht. Er was obductie gedaan om de oorzaak van zijn overlijden te achterhalen. Het resultaat daarvan zou pas maanden later duidelijk worden, vertelde Cécile. We stonden bij Luc, die erbij lag alsof hij elk moment wakker kon worden.

Er heerste vooral nog een sfeer van ongeloof. Om de beurt riep een herinnering bij deze en gene weer tranen op. Lisa haalde een grote bruine knuffelbeer tevoorschijn, die een dag eerder door haar moeder was gekocht. ‘Dat was Luc’, zei Cécile, ‘n grote knuffelbeer’. Lisa hield hem stevig vast, terwijl nieuwe herinneringen werden opgehaald. 

Herhaaldelijk ging de deurbel. De ene keer werd de zoveelste bos bloemen bezorgd, de andere keer een pan soep, klaargemaakt door de buren. Cécile stond iedereen te woord, en bleef dat de dagen erna ook doen. Dat zorgde ervoor dat sommige zaken die geregeld moesten worden, wat in het gedrang leken te komen, maar het paste helemaal bij hoe zij en Luc in het leven hadden gestaan. Het leek voor Cécile de manier om Luc ‘levend’ te houden en samen met iedereen te verwerken dat dat niet meer zo was.

De afscheidsdienst werd gehouden in Chateau de Raay in Baarlo. In een sfeervolle grote ruimte en twee iets kleinere ruimten, waar men op beeldschermen de dienst kon volgen. Het bleek maar net groot genoeg om alle aanwezigen te kunnen herbergen. Geen stoel was onbezet en het merendeel van de aanwezigen woonde staande de dienst bij. Een grote delegatie van zijn werk was aanwezig om ‘hun’ Luc de laatste eer te bewijzen. Daarnaast familie, vrienden en bekenden. Een indrukwekkend aantal mensen.

Luc’s zus las de levensloop voor en hun vader sloot die af met een prachtige parabel over een rozenstruik. Cécile, Kim en Lisa bundelden hun kracht om samen in liefde over haar man en hun vader te vertellen. Op verzoek van Cécile heb ik de tekst voorgelezen, die Luc’s vader in de condoleancekaart had geschreven, in de nacht na het vreselijke bericht over zijn zoon. En ook de emotionele woorden van de moeder van Cécile, mocht ik voorlezen. Uit de verhalen van zijn collega’s en de vriendengroep werd nóg meer duidelijk wie Luc was en wat hij had betekend. En daarmee werd ook steeds duidelijker waarom er zoveel mensen bij zijn afscheid waren.

Behalve een gedachtenisprentje kregen alle aanwezigen na afloop van de dienst een bloeiend viooltje aangeboden. Dat was een mooi gebaar, dat Luc’s collega’s hadden bedacht. Het leverde een prachtig beeld op. Al die kleurrijke viooltjes in de handen van alle aanwezigen, die een lange erehaag hadden gevormd links en rechts van het stenen pad. Toen Luc door zes vrienden naar ‘De Kapel’ werd gedragen zag ik mensen in één beweging hun viooltje op de grond zetten om meteen daarna bij het langskomen van Luc en zijn familie te kunnen applaudisseren. Het was een soort van golf die aanhield, tot het moment dat Luc in ‘De Kapel’ was aangekomen.

Wat volgde was een informeel samenzijn. Luc was erbij. Op een symbolische en rustige plek, centraal in ‘De Kapel’, heeft zijn directe familie nog bij en met hem genoten van appelvlaai, zijn geliefde gebak. In de serre ernaast was thee, koffie, broodjes en -het kon eigenlijk niet anders- ook appelvlaai. Menige genodigde heeft zich misschien even verbaasd over dat ene stuk appelvlaai, dat pontificaal was neergezet op het donkerblauwe doek, waarin Luc was gewikkeld. Even maar verwonderd, om daarna ten volle te beseffen met hoeveel liefde dit ‘stilleven’ tot stand was gekomen. Luc hoorde er bij, hoort er nog steeds bij en blijft er bij horen. Omdat er altijd appelvlaai zal zijn. Én grote bruine knuffelberen…

Aan het einde van de dienst heb ik mijn gedicht mogen voordragen, waarmee ik ook deze terugblik wil besluiten. Voor Cécile, Kim en Lisa en alle familie, vrienden en bekenden, heel veel sterkte gewenst.

Weg…

je stapte zondag op je fiets
en bent gewoon op weg gegaan
de afstand deed je eigenlijk niets
je had het al zo vaak gedaan

je fietste dan van her naar der
genoot van zon en regen
maar nu ging je oneindig ver
ver weg, op onbekende wegen

is er een fietstocht naar de zon?
kun je rechtsaf nu, naar de maan?
je bent ver weg, maar blijft de bron
wel weg, maar nooit bij ons vandaan…

Voor Miep en haar familie…

Bij de afscheidsdienst van Miep Verheijen-Clevers zag ik bij het voorlezen van haar levensloop een boot voorbij varen op de Maas. Net bij de passage in de levensloop waarin het ging over haar eigen leven op het water vroeger, samen met haar man Hay. 

Zaal ‘De Brouwer’ in Broekhuizen was de perfecte plaats voor haar afscheidsdienst. Een plek voor het afscheid maar ook de plek bij uitstek om haar leven te vieren. Ze lag er nu, in doeken gewikkeld, terwijl op een foto boven haar te zien was, dat ze daar bij leven ooit al had gestaan, lachend en samen met anderen.

Die plek aan de Maas waar ze zo vaak was geweest als de zon scheen en dan op het terras wat had gedronken. Vroeger met Hay, later met haar kinderen en kleinkinderen. En nog later wandelde ze er ook alléén naar toe, ondersteund door een wandelstok. Voor haar kinderen was er daarom ook maar één plek waar haar afscheid kon plaatsvinden.

Indrukwekkend hoe dan dingen samen komen. De boten over de Maas. De zang van haar kleinkind Chris en zijn vrouw Hanna. De sfeer van vroeger die versmolt met de realiteit van het moment. Als kind had Chris haar ooit horen zingen en was onder de indruk. Nu zong hij voor haar en was iedereen onder de indruk. 

Miep was spiritueel. Voor haar heengaan had ze haar kinderen gezegd dat ze moesten uitkijken naar de eerste vlinder. ‘Die vlinder’, zei ze, ‘dat ben ik’. Ze praatte over haar einde en regelde samen met haar kinderen hoe dat vorm moest krijgen. Ze zocht de muziek uit en koos voor een gedicht dat op haar gedachtenisprentje moest komen.

Als ik niet meer hier woon
In het land van jou en mij
Bedenk dan dat ik ergens ben
Zonder land en jaargetij
Ik zweef daar door de ruimte
Lichter dan een veer
En kijk dan zonder zorgen
Liefdevol op jullie neer

Zou ze tijdens haar afscheid liefdevol hebben kunnen meekijken? Zou ze Chris en Hanna hebben horen zingen? Gezien hebben dat haar twee kleinste achterkleinkinderen de hele tijd muisstil bleven, terwijl hun moeders heel snel na de dienst toch echt hun flesjes ter plekke klaar maakten? Zou ze haar eigen schilderij hebben zien staan, dat haar kinderen heel symbolisch onderdeel hadden gemaakt van de rouwkaart?

Kersenboom met schommel, geschilderd door Miep Verheijen

Haar schilderij, dat ze in de laatste periode van haar leven in verpleeghuis Sevenheym had gemaakt. Een kersenboom, vol in de bloesem, met aan een tak een schommel. Geschilderd, niet vanaf een voorbeeld, maar vanuit een herinnering.

Ik kon me zomaar voorstellen dat Miep zich herinnerde, als oudste meisje uit een gezin van 9 kinderen, hoe ze haar jongere broers en zussen wel eens in die schommel heeft gezet. Daarmee dienstbaar haar moeder bijstond, die op 50-jarige leeftijd veel te vroeg al weduwe was geworden. 

Maar ik vond ook dat de bloesem zelf een belangrijke symbolische betekenis had. Vanuit de bloesem ontstaat het nieuwe leven. En dan de boom zelf, als stamhouder van al die vertakkingen, van waaruit juist door de bloesem straks nieuwe bomen zullen groeien. En tenslotte het pad, dat ze achter de boom geschilderd had. De boom langs het pad van het leven. Een pad met een duidelijk begin, en een einde dat ophoudt, ergens in de toekomst.

Zoals gezegd, veel dingen kwamen die ochtend bij elkaar. Miep is door de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen na de dienst in zaal ‘De Brouwer’ begeleid naar natuurbegraafplaats Weverslo. Onder bomen heeft ze een plek gevonden, van waaruit ze, zoals ze in haar zelf gekozen gedicht aangaf, ‘liefdevol op hen neer zal kijken’.

Opnieuw was ik onder de indruk hoe een afscheid tegelijk zoveel toekomst in zich herbergt. Soms verstopt in een schilderij. Soms ook duidelijk te zien aan een voorbij varend schip door de stroming van de Maas. Of te horen in een tweestemmig lied, gedragen door gitaar- en mondharmonicaklanken.

Zoveel indrukken, waarvan ik er een paar heb proberen te vangen in het onderstaande gedicht, dat ik op het einde van de dienst heb mogen voorlezen. Ik voel tijdens het voordragen ervan de ontroering dan vaak zelf, maar juist dat is wat Miep denk ik in haar schilderij heeft gelegd: de bloesem zit in ons allemaal.

Miep,

een schilderij als in een droom
met een pad vol rode bloemen
in de bloesem van jouw kersenboom
tussen geurend rood en groen
hoor je de bijen bijna zoemen

was het een schommel die ik zag
op je schilderij door jou gemaakt
een teken van toen en kindergelach
van op en neer, van pluk de dag
die de kern van jouw leven raakt

bescheiden, trots en zelfbewust
voor iedereen een hartelijk woord
heeft nu de bloesem jou gekust
kreeg jij de zo verdiende rust
en hebben de bijen jou gehoord..

nu samen met Hay, weer bij elkaar
je kwam, zei je, nog wel vlinderen
in elke zomer van ieder jaar
fladder je naar de bloesem daar
en hoor je ‘t lachen van je kinderen..

Kersenbloesem en schommel (Miep Verheijen)

Twannie…


Een verkleinwoordje voor een groot man. Letterlijk qua lengte en figuurlijk vanwege zijn karakter. Vanmiddag mocht ik de afscheidsdienst begeleiden van Twan Kluskens. Hegelsommer in hart en nieren. Een man die al meer dan 30 jaar 40 uur per week werkte als diepvrieschef bij bakkerij Goedhart. Maar ook een man die minstens zoveel uren en evenzoveel jaren vrijwilliger was bij voetbalvereniging Hegelsom. En hoe.

De opkomst van mensen die afscheid van hem wilden nemen was groots. Het was voorzien dat de kantine van de voetbalvereniging wel wat te klein zou zijn. Maar met de extra tweede plek, die in de jeudeboulesruimte was gecreëerd, zou het toch moeten lukken was de verwachting. Nou. Net. Er leek geen eind te komen aan het aantal bezoekers, die Twan de laatste eer wilde komen bewijzen.

In de dagen voorafgaand aan de afscheidsdienst werd al duidelijk dat Twan bij heel veel mensen een snaar had geraakt. Niet dat hij daar op uit was. Hij was zoals hij was. Het woordje ‘nee’ kon hij bijna niet over zijn lippen krijgen. Daar stond tegenover dat het dialektwoordje ‘daan’ ontiegelijk vaak aan zijn mond ontsnapte. Sommige mensen noemen dat een stopwoordje. Maar bij Twan was het geen stopwoordje. Het hoorde bij hem en hij deed ook geen enkele moeite om zich anders voor te doen dan hij was.

Uit de verhalen die ik in de voorbereiding over hem hoorde en die er tijdens de dienst over hem verteld werden ontstond het beeld van iemand die blij werd van het blij maken van anderen. Opgeleid als kok in Venlo kon hij zijn liefde voor het maken van lekker eten helemaal kwijt in de voetbalkantine van vv Hegelsom. Voetbalteams die uit moesten naar Hegelsom vroegen in hun groepsapp ruim van te voren of de spelers hun bestelling alvast wilden doorgeven. Tosti Döner -een bedenksel van Twan- scoorde dan vaak heel hoog.

Twan was zaterdagavond nog met zijn familie uit eten geweest. Tussen neus en lippen door had hij wel even aangestipt dat hij de laatste tijd niet helemaal lekker was, maar ze moesten zich geen zorgen maken. Dat had hij eerder ook in de vriendengroep verteld. Men moest zich geen zorgen maken. Want dat wilde Twan niet. Hij wilde mensen juist blij maken. Blij met zijn kookkunsten. Blij met zijn ongekunsteld enthousiasme. Twan was zoals hij was.

Na het eten met zijn familie was Twan naar huis gegaan. Misschien heeft hij nog even geknuffeld met zijn hondje Tinus. Maar in de nacht trof het noodlot hem. Op zondagmorgen werd hij in de kantine gemist. Meteen maakte men zich zorgen, want Twan was er altijd. Hij zorgde voor de lekkere dingen die er op de uitgebreide menulijst stonden. Die zondagmiddag vond men hem thuis. Zijn hondje Tinus waakte over zijn baasje, waarschijnlijk al vanaf het moment dat Twan compleet overvallen werd door het stoppen van zijn hart. Tinus liet in eerste instantie niemand bij Twan in de buurt komen. En die verdediging werd nog feller, naarmate er meer hulpverleners bij Twan in huis kwamen. Uiteindelijk moest Tinus het noodgedwongen opgeven en kon men bij Twan’s lichaam.

Het droevige nieuws van Twan’s overlijden ging als een lopend vuurtje door Hegelsom. En in no-time wist men het ook in de regio en nog verder daarbuiten. Die avond stond er een indrukwekkend In Memoriam op de site van de voetbalvereniging. Op de sociale media werd er melding van gemaakt. En een dag later stond het tragische nieuws in de Limburger. Twan, van Twannies Smulhoek, was plotseling gestorven. Hoe dan..

In de voorbereiding van de afscheidsdienst mocht ik al een aantal verhalen lezen die mensen uit zijn netwerk graag over Twan wilden vertellen. Maar tijdens de dienst klonken die verhalen nog veel indrukwekkender. De herinneringen van zijn broer en zussen, de woorden van zijn werkgever, het eerbetoon uit het veteranenteam, de korte, maar indrukwekkende speech van de voorzitter van de voetbalvereniging, de belevenissen van medewerkers uit de kantinekeuken, de ervaringen van de vriendengroep en de mooie actie van de supportersvereniging Vak-9.

In de app van Vak-9 was het zondagmiddag even heel stil geworden. Maar al heel snel ontstond er een spontane actie om voor Twan een permanente herdenking in zijn kantine te realiseren. De grens van €250.- van een eerste tikkie in de appgroep werd als snel bereikt en een tweede tikke volgde. Ook die liep vol en één dag voor de afscheidsdienst werd en nog steeds gedoneerd op een derde tikkie. Dat monument voor Twan gaat er komen, maar dat gaat Vak-9 doen in overleg met de familie en de club. En dan gaan ze komende zondag (het is nu de dag van de dienst, vrijdag 2 december) nog iets spectaculairs doen, maar dat is nog geheim. Ja, Twannie heeft ook bij alle supporters van vv Hegelsom een snaar geraakt.

Het was zo druk tijdens de dienst dat de aanwezigen na het persoonlijke afscheid even buiten moesten wachten, zodat de kantine omgebouwd kon worden om iedereen daarna van koffie, thee en een broodje te voorzien. Want dat zou Twan gewild hebben. Het was mooi om te zien hoe snel de vrijwilligers de rijen stoelen op elkaar hadden gestapeld, tafels reorganiseerden en daar weer stoelen omheen zetten. Wat je zag was eensgezindheid en een gezamenlijke inzet om dat te doen wat Twan al jaren als vanzelfsprekend had gedaan: iets doen voor anderen.

Een clubicoon was er niet meer. Een vriend was uit de vriendengroep gerukt. Een collega was weggevallen. Een broer was plotseling gestorven. Een dorpsgenoot was dood gegaan. Een vriendelijke, goedlachse Hegelsommer, die was zoals hij was en het liefst anderen blij maakte met lekker eten. Die van zijn plek in de keuken van de kantine zijn heiligdom had gemaakt. Die tevreden met een pilsje op de hoek van de tap kon genieten, als iedereen genoten had.

Op het einde van de dienst ontstond er ergens kortsluiting, waardoor de muziek uitviel en hier en daar het licht uitging. De lange rij aanwezigen, die een voor een persoonlijk afscheid kwamen nemen van Twan leek het niet eens te merken. Van de plek waar ik stond, zag ik dat men naarstig op zoek was naar de oorzaak. Soms ging het licht even aan en dan ook snel weer uit. In de keuken bleef het al die tijd helemaal donker. Uiteindelijk bleek het euvel van een diepvrieskist te komen, waar men even iets warms op had gezet. Het had Twan misschien ook kunnen overkomen, als hij er nog geweest was. Maar dat nou net de keuken hartstikke donker bleef? Zou hij dan toch…

Ook na de dienst was het nog druk. Vrijwilligers zorgden voor koffie en broodjes en men praatte na over een man, die zoveel had betekent voor zovelen. Niet dat hij daar mee te koop had gelopen. Integendeel. Twan was gewoon zoals hij was. Hij deed de dingen op zijn manier en die manier was er op gericht om het anderen naar de zin te maken. Hij kon eigenlijk niet anders. En hij wilde ook niet anders.

Op het einde van de dienst heb ik een gedicht voorgelezen dat ontstaan is uit de inspiratie die ik in de voorbereiding voelde, zag en las in de verhalen. Daar wil ik graag dit eerbetoon aan Twan mee besluiten. Op de foto zie ik nog zijn grote glimlach. Blij omdat hij anderen blij maakte. En dat blijft hij doen, ook nu hij er niet meer is. Of toch…?

Twan,

de sfeer op zoondaagmerge waas verstild
aasof ut verdreet aal in de löch hoong
geej waort snachs aal vertrokke, ôngewild
zaog Tinus, deen toen beej oow stoong

oow hundje Tinus zaog oow goan
heej zaog oow valle in de nacht
heej haopte daat geej ôp zut staon
heelt tot ut end beej oow de wacht

waat niemus oeits ma haaj verwach
woort zoondaagmiddaag pienluk waor
Twan ovverleeje in de nach
neet mier beej ôs, vur aaltied daor

dees wört vur oow zien bijna klaor
dun tied vaan misse is begôs
Twan, ok aal ziede nou vur aaltied daor
ge blieft toch aaltied oonder ôs

geej haat oow plek aallang verdind
ma dur keumt nag en monumentje aan
zoedaat iederien deen zich heer bevindt
nag aaltied aan oow zal denke, daan

GvdM | 021222

Sraar..

Afgelopen donderdag mocht ik de afscheidsdienst begeleiden van Sraar van den Beuken. Op negentigjarige leeftijd overleden na een veelzijdig en productief en vooral ook muzikaal leven. De verhalen die over hem werden verteld spraken boekdelen. Muziek was zijn grote passie. Er naar luisteren en vooral zelf maken. Sraar was tot aan z’n dood lid van de Koninklijke Harmonie van Horst. In totaal meer dan 72 jaar! Een periode waarin hij ontzettend veel voor de Harmonie heeft betekend. Maar de Harmonie, op haar beurt, ook voor Sraar.

Zijn afscheidsdienst was op donderdagochtend 6 oktober. Vanaf de dag van zijn overlijden, op vrijdag 30 september, lag hij opgebaard in zijn woning aan de Kerkstraat, met zicht op het Lambertusplein. Op zijn eigen verzoek waren de gordijnen wat opengeschoven. De laatste weken van zijn leven had hij daar zijn bed staan. Zo kon hij voortdurend uitkijken over zijn geliefde Lambertusplein, de plek waar ook zijn ouderlijk huis aan lag. Er zijn die laatste weken veel herinneringen opgehaald tijdens de veelvuldige bezoeken van vrienden en kennissen en niet op de laatste plaats, van leden van zijn Harmonie.

Donderdag is een werkdag voor de meesten. Toch, toen de rouwauto Sraar thuis kwam halen, waren er veel leden van de Harmonie, die in vol ornaat een erehaag voor hem vormden. Ook dat was een stille wens van Sraar waaraan met liefde gehoor werd gegeven. Een mooi gebaar. Net als de serenade die de Harmonie aan hem bracht toen Sraar 16 juli van dit jaar negentig werd. Verrast en zeer ontroerd was hij op die memorabele verjaardag, toen hij, staande aan het raam, zijn Harmonie aan zag komen marcheren, zag stoppen voor zijn huis, en er vervolgens een prachtige serenade weerklonk .

Tijdens de afscheidsdienst was er opnieuw muziek van de Harmonie. Een ensemble speelde verschillende muziekstukken, waarvan er enkele ook op Sraar’s eigen voorkeurslijstje stonden. Die lijst had hij zijn zoon Rob gegeven om de dienst muzikaal op te luisteren. Behalve live muziek van de Harmonie was er muziek van zijn eigen hand. Carnavalsmuziek, die hij samen met zijn boezemvriend Wim Moorman in 1976 had gemaakt. ‘Wette waat ik waal woj wiëte, wurrum Wielke wazig waor. Doortje denkt daat deut daat dreenke, daat deut deen daan drie daag door’. Een legendarische tekst, die sindsdien tijdens elke carnaval wel ergens meegezongen is. En ook volgend jaar wel weer gezongen zal worden. Tijdloos.

Op zijn rouwkaart stond dat hij in plaats van bloemen liever had dat er werd bijgedragen aan muziekinstrumenten voor het jeugdorkest van de Harmonie. De president van de Harmonie, Paul Riswick, verwoordde het treffend tijdens de dienst. Misschien stimuleert Sraar daarmee, zo vertelde Paul, wel een jeugdlid dat net als Sraar vervolgens 72 jaar met veel plezier lid blijft. En dat betekent, vervolgde Paul, dat de Harmonie tot 2094 gebeiteld zit. Daarmee werd heel duidelijk hoe lang Sraar en de Harmonie een twee-eenheid vormden. Ook bijna tijdloos te noemen.

Toch was de Harmonie niet het enige in Sraar z’n leven. Op de allereerste plaats kwam toch wel zijn vrouw Liny en het was dan ook een grote schok toen zij in maart 2021 kwam te overlijden. In juni van dat jaar ontstond er een brand in zijn woning en moest Sraar noodgedwonen in een appartement op de Kranestraat gaan wonen. Hij miste zijn Lambertusplein, maar gelukkig kon hij daar 8 maanden later, in maart 2022, weer naar toe terug. Met hulp van Rob en Helmie, hun kinderen en vele vrienden heeft Sraar er de laatste maanden nog vaak voor het raam gestaan om naar buiten te kijken, over zijn geliefde plein.

Zo’n vijf weken geleden is Amee geboren, zijn achterkleinkind. Wat weken te vroeg, maar volgens kleindochter en moeder Laura moest dat misschien wel zo zijn, want anders had Sraar zijn achterkleinkind niet kunnen zien. De eigenlijke uitteldatum was daags voor Sraar’s overlijden. Mooi om te horen en op foto’s te zien hoe emotioneel en trots hij was. De emoties waarschijnlijk voor een deel ook omdat hij wist hoe graag Liny haar achterkleinkind nog zou hebben willen zien. Het leek wel alsof hij voor haar meegenoot.

De laatste weken heeft Sraar nog veel verteld over zijn leven. Aan vrienden en bekenden die op bezoek kwamen. Tijdens de dienst kwamen veel van die verhalen nog naar boven. Ger Gubbels vertelde over de tijd van de Mühltaler Musikanten. En over de carnavalstijd waarin Sraar en Wim als ‘De twië traoge’ jarenlang furore maakten. De kleindochters haalden herinneringen op aan hun opa en Rob had uit eigen herinnering en uit gesprekken met zijn vader heel veel mooie momenten paraat, die hij deelde met een volle aula. Het steeds weer klinkende applaus moet iedereen goed gedaan hebben. Het was applaus voor een leven dat gevierd mocht worden.

Als afsluiting heb ik een gedicht voorgelezen, dat ontstaan is uit de inspirerende verhalen die ik mocht horen in de voorbereiding van de afscheidsdienst. Inspirerend door de liefdevolle sfeer die ik proefde rondom Sraar. Bij zijn zoon Rob en zijn vrouw Helmie of bij hun kinderen. Onbaatzuchtige liefde, onmiskenbaar aanwezig bij de medewerkers van de buurtzorg die, vóór Sraar, ook Liny in haar laatste dagen hadden begeleid. Maar ook de liefdevolle betrokkenheid van alle mensen die hem bezochten, vóór en na zijn overlijden. Als het begrip ‘mensenmens’ een uitleg nodig zou hebben, dan zou al die liefdevolle aanwezigheid rondom Sraar daarvan een sprekend voorbeeld zijn. Mensen waarin liefde en verdriet samen één zijn geworden. Het gedicht is met name aan Sraar en Liny opgedragen, maar zeker ook aan alle mensen die dat gevoel herkennen.


de zôn die scheen
ovver ut plein
d’r veele boete blaar
weend blees ze zacht
vaan heer nao daor
en smeis ok beej elkaar

daat zaogde geej
iedere herfst
en duk vaanoet daobaove
aalwer en jaor
daat dôchte geej
gordiene aop geschaove

niggentig herfsten
zoë zeen ôntstaon
rechtôp, totdaat ut nimmer kôs
ge keekt nag steeds ovver oow plein
ok toen ge vriedaag ziet gegaon
en aan oow leste reis begôs

is zeej d’r ok
wao geej nouw ziet
stoong zeej in helder licht?
de weend, de blaar,
dicht beej elkaar
de gordiene moge dicht..

GvdM | 031022

Martien…

Van Lucie, die de dienst begeleidt, hoor ik dat Martien hersteld leek van corona en een longontsteking. Zijn overlijden, zondag 28 augustus, was abrupt en totaal niet verwacht. Zijn overlijdensbericht in de Hallo, daags voor zijn afscheidsdienst, was dat ook. Abrupt. Niet verwacht. Martien? Ik lees het bericht op donderdag 1 september. Als ik persoonlijk afscheid wil nemen, kan dat op diezelfde dag tot 19.45 uur in ‘t Gasthoes. Het is 19.45 uur. Ik besluit een dag later zijn afscheidsdienst bij te wonen.

Die dienst begint met de Bolero van Ravel. Van het begin tot het eind, alsmaar toenemend in kracht en intensiteit, tot er op het laatst een abrupt einde aan komt. Op de een of andere manier vind ik het helemaal passend bij Martien van de Kerkhof. Hij hield enorm van muziek.

Ik zie bekenden in het zaaltje van De Leste Geulde. Mensen van het eerste uur van de ziekenomroep, die via Rozah en Reindonk uitgegroeid is tot Omroep Horst aan de Maas. Martien was er een van. Hij hield van muziek en hij hield van de techniek om die muziek te laten horen.

Ik zie leden van D’n Dreumel. Martien is ooit door de carnavalsvereniging onderscheiden, zie ik op een van de foto’s die langs komt op muziek. Zeker verdiend die onderscheiding, want op Martien kon de vereniging bouwen als het over geluid ging. En hij zorgde lang voor de muziek waarop de dansgarde kon schitteren. Tot landskampioen toe.

Ik zie iemand van de Mühltaler, die me vertelt dat Martien niet alleen bij dit muziekgezelschap uit het verleden van grote waarde was, maar dat hij ook in de loop der jaren vriend aan huis was. Als het over geluid en geluidinstallaties ging, dan was Martien altijd bereid je daarover te adviseren.

Ik zie zijn directe familie vooraan zitten en alle overige familie, vrienden en bekenden daarachter en daarnaast. Deels genodigd, maar deels ook gekomen, omdat het overlijdensbericht in de Hallo hen daartoe uitnodigde. Net als ik.

Martien sprak ik regelmatig, als we elkaar ergens tegenkwamen. Bijvoorbeeld bij de jaarlijkse bijeenkomst van gedecoreerden die ik mocht presenteren. Want Martien was terecht Lid in de Orde van Oranje-Nassau.

Een foto van dat decoratiemoment, nog met toenmalig burgemeester Frissen, komt voorbij tijdens muziek. Ik zie Martien, wat kromgebogen door zijn ziekte, die de ridderorde trots in ontvangst neemt. Andere foto’s komen voorbij op muziek van Mozart en de Wazelvotte. Martiens muzieksmaak was heel breed.

Toen café Cambrinus nog bestond, schoof Martien zo nu en dan spontaan aan, aan de stamtafel. Zijn Parkinson maakte het drinken van een kop koffie soms tot een hele onderneming, maar hij had alles bij de hand om een eventueel ongelukje zelf te herstellen. Het mogelijke ongemak weerhield hem niet om zich te mengen in gezelschappen.

Ik hoorde Lucie vertellen dat Martien z’n slechthorendheid vroeger als kind pas laat werd opgemerkt. Maar toen hij eenmaal vooraan in de klas mocht zitten, ging hij met sprongen vooruit. Zijn markante uiterlijk gaf in de kindertijd vaak aanleiding tot ‘klieren’. Hij heeft zijn deel daarvan ongetwijfeld gehad. Maar het leek hem alleen nog maar sterker en zelfbewuster te hebben gemaakt. Martien deed zijn eigen ding. In de techniek en in de muziek.

Ik hoorde Lucie ook vertellen dat Martien als de beste kon liplezen. Hoe vaak zal hij op afstand genoten hebben van wat mensen onbespied over hem vertelden. Want Martien was een opvallende verschijning. Met zijn eigengemaakte skelter, met ingebouwde geluidsboxen en verschillende effecten. Zo kon hij het geluid van dichtslaande portieren nabootsen, tot grote verbazing soms van omstanders.

Uit het verhaal van Lucie hoor ik nog een andere anekdote, die Martien typeerde. Toen Parkinson het rijden op zijn skelter steeds lastiger maakte, vroeg hij bij de gemeente een driewieler aan. Daar kwam hij niet voor in aanmerking werd hem verteld. Wel voor een veel duurdere scootmobiel. Martien vond dat vreemd maar na verschillende pogingen voor een driewieler kwam er uiteindelijk toch een scootmobiel. Uit protest heeft hij de snelheid daarvan fors opgevoerd en zag je Martien soms met 50 km per uur door de straten gaan. En ik verwacht dat hij daar ook een muziekinstallatie op heeft gemonteerd, maar zover ging de overlevering niet.

Vanwege zijn abrupte overlijden heeft hij de muziek voor zijn afscheidsdienst mogelijk niet zelf uitgezocht. Van de andere kant zou het me niet verbazen dat hij daar wel al bij leven duidelijke keuzes in heeft gemaakt. Ravel, Mozart, Wazelvotte en Rowwen Hèze. Martien hield van muziek.

‘Enne gooje meens blieft aaltied laeve’. Op zijn gedachtenisprentje lees ik één zin: ‘Bijzondere mensen sterven niet, zij gaan wel, maar blijven toch voor altijd…’ .
Martien. De afdeling techniek in de hemel heeft er een gedreven persoon bij. Met 50 km per uur als het moet. En in Oostenrijk komt hij nu misschien wel zonder scootmobiel..

Hanny…

Ik slik als de zus van Hanny me het een dag later vertelt. Hoe Hanny’s zoontje van 10 voorzichtig zijn vinger opstak en vroeg: ‘Weten ze waaraan mama overleden is?…’

Hanny is dan net teruggebracht naar huis, nadat ze in het ziekenhuis onderzocht hebben, waaraan ze mogelijk gestorven is. De uitslag daarvan is nog niet bekend, dus de vraag van Lucien kan helaas nog niet worden beantwoord.

Er is al veel geregeld op Goede Vrijdag als ik aanschuif om met de familie de afscheidsdienst voor te bereiden. De rouwkaart is klaar en de tekst wordt nog eens zorgvuldig nagelezen. De foto van Hanny, die licht in de achtergrond van de kaart is verwerkt, dateert van drie weken eerder, vertelt haar man Peter me. Aan tafel zitten ook de broer en zus van Hanny, haar ouders en een broer van Peter. 

Een van de eerste dingen die ik hoor is een wonderlijke samenloop van omstandigheden. Peter die wakker wordt van de wekker, die Hanny normaalgesproken altijd uitzet, omdat zij steevast iets eerder opstaat dan hij. Die ochtend niet. Peter die zich omdraait en in eerste instantie meent dat Hanny zich verslapen heeft, haar arm aanraakt en ervan schrikt hoe koud die aanvoelt. Peter die dan opstaat en Hanny niet wakker krijgt..

Op datzelfde moment gaat de telefoon op de slaapkamer. Peter ziet dat het de moeder is van Hanny en instinctief neemt hij op. Hanny’s vader is diezelfde nacht opgenomen op de hartpoli met hartritmestoornis. Zij wil melden dat Hanny’s vader vlak voor de cardioversie staat. Maar die mededeling kan ze niet afmaken. ‘Ik krijg Hanny niet wakker’ meldt Peter en hangt op. 

Aan de tafel waar ik dit verhaal hoor, zie ik Hanny’s vader en moeder bedrukt knikken. ‘Dat moet wel kortaf en bot hebben geklonken’, verontschuldigd Peter zich bij zijn schoonouders, die dat excuus resoluut wegwuiven.

Ik maak die ochtend aantekeningen van wat ik hoor en zie. Bijvoorbeeld de klasgenoten van Luciën en zijn tweelingzus Yanique, die zelfgemaakte afscheidscadeautjes komen brengen. Tientallen. De een nog fleuriger, groter en creatiever dan de ander. De keukentafel blijkt te klein. De bank in de kamer is net groot genoeg om een spandoek te dragen met daarop heel veel gekleurde handen en lieve wensen.

Ondertussen rinkelt de telefoon van Peter regelmatig. Het nieuws van Hanny’s plotselinge overlijden raakt veel mensen die hun medeleven willen betuigen. Tussen die momenten door maken we afspraken over de dienst, die donderdag na Pasen gepland wordt. Vanwege het grote aantal bezoekers dat verwacht wordt, gaat de dienst plaatsvinden in de kerk van Sevenum.

Die dag stroomt de kerk inderdaad zo goed als vol. Haar familie wordt welkom geheten door kapelaan Danny Horsch en samen begeleiden ze Hanny, die in haar eigen doeken gewikkeld is, naar een plek vooraan in de kerk. Vanaf dat moment volgen de indrukwekkende momenten elkaar op. 

Haar broer Frank, die mooie herinneringen ophaalt, haar neef Lars die namens de andere neven en nichten prachtige woorden spreekt. Die ook Luciën en Yanique ondersteunt als zij hun eigen woorden voor de volle kerk uitspreken. Diezelfde Lars, die een prachtige muzikale groet brengt aan Hanny, waarna Miriam Roodbeen nog ‘the rose’ live ten gehore brengt. De vriendengroep Kei Zat die gearmd een hechte kring vormt om Hanny heen. Een kring waar Peter en de tweeling onderdeel van uitmaken, als vanzelfsprekend teken dat ze ook in de toekomst op de steun van de vrienden kunnen rekenen.

De kinderen uit de klas van Luciën en Yanique vullen samen een vaas met bloemen. Een tweede vaas wordt van bloemen voorzien door de vriendengroep. Er is maar net plaats voor de vazen tussen het grote aantal andere bloemstukken dat zorgvuldig rondom Hanny is neergezet door de medewerkers van uitvaartzorg Yvonne Vos.

De kapelaan leest een bijbeltekst voor die hij samen met de ouders van Hanny heeft uitgezocht. Ook de absoute, het kerkelijke afscheid van Hanny, neemt hij voor zijn rekening. Tegen het einde van de dienst is er de korte maar emotionele oproep van Wilma, de zus van Peter, die alle aanwezigen meekrijgt in een indrukwekkend applaus voor Hanny.

Het persoonlijke afscheid door alle aanwezigen krijgt de aandacht die het verdient. Een hand of schouderklop voor Peter, een knuffel voor Hanny’s ouders of een aai over de bol van de tweeling. De steun is zichtbaar en voelbaar.

Het gedicht, waarmee ik de dienst mag afsluiten, is op diezelfde steun gebaseerd. De steun die Hanny gaf tijdens haar te korte leven en die ze nu eindeloos blijft geven door de voortdurende herinnering aan haar. Iedereen had het anders gewild. Maar dingen gaan zoals ze gaan.